Al bijna 45 jaar is Joost de Jong, AD-correspondent in Rio de Janeiro, Feyenoord-supporter in hart en nieren. Na de nederlaag tegen Excelsior wist hij: nú moet ik erbij zijn, mijn club steunen. Om de ticketprijs te drukken heeft hij een enorme reis van bijna 32 uur voor de boeg. Maar het moet, de club roept.
.
Eind 2013 vertrok ik. Naar Rio de Janeiro. Mijn droom achterna. Wonen en werken in Brazilië. Trouwen met mijn Braziliaanse grote liefde. Er zijn twee dingen die ik hier écht mis, zeg ik altijd, in Rio gewoon níét te vinden. Een Indische rijsttafel én Feyenoord. Natuurlijk, er zijn Chinezen, Japanners, Thai. Maar geen Indo. En gevoetbald wordt er bij de vleet, goed en vol strijd en passie. Maar Flamengo, Vasco, Fluminense, Botafogo, het is allemaal geen Feyenoord. Het Maracanã, hoe schitterend ook, is geen Kuip.
.
Deze zomer word ik 50 jaar. Daarvan ben ik er zo’n beetje 45 Feyenoorder. Klassiek roodwit opgevoed door mijn ouders. Mijn moeder, voetbalgek en Feyenoord-supporter sinds háár kinderjaren. Dochter van de architect die Leendert van der Vlugt opvolgde, die het Feyenoord Stadion ontwierp. Dicht bij het vuur dus. Mijn vader, van oorsprong eigenlijk Spartaan, was door mijn moeder vakkundig omgeturnd. Bij mij ging het automatisch.
.
Met mijn ouders mee naar de Kuip, ik weet niet beter. Sinds de dood van mijn vader in 1987 en nadat mijn moeder al eerder was afgehaakt vanwege het supportersgeweld, alleen met mijn zwager Roelf. Zwager en vriend of misschien wel andersom. Zolang ik me kan heugen gaan we naar Feyenoord, kijken we naar Feyenoord, praten we over Feyenoord. Seizoenkaart op vakkie O, jaar in jaar uit. Waar vriendschappen voor het leven zijn onstaan. In al die jaren doe je met je medesupporters meer dan alleen maar naar die wedstrijd kijken. Je deelt lief en (vooral) leed vanwege Feyenoord, maar ondertussen weet je ook zo’n beetje alles van ieders privégeluk en/of ellende.
.
In 2013 was dat dus ineens voorbij want ik vertrok. Knarsetandend appte mijn zwager regelmatig ‘Alleen naar de Kuip’. Mijn Feyenoord-vrienden stuurden berichtjes met foto’s: ‘We missen je.’ En ik miste Feyenoord. Een enkele keer kwam ik nog wel naar Nederland en in de Kuip. Weer vakkie O, als vanouds. Vorig jaar de bekerfinale, natuurlijk, ik was erbij. Ooit nog eens een titel vieren? Néé joh. Véél te ver weg voor onze club. Onmogelijk.
.
Tot dit seizoen. Nagelbijtend, schreeuwend, juichend, vloekend zat ik elke week achter mijn iPad voor wat krakerige beelden. Soms voor tv als ‘de Nederlandse koploper’ Feyenoord door een van de Braziliaanse sportzenders werd uitgezonden. Ondertussen append met mijn Feyenoord-vrienden. Net als veel anderen had ik, gepokt en gemazeld door bijna 4,5 decennium supporterschap, het idee dat het ergens dit seizoen nog wel fout zou gaan. Maar het ging niet fout. Althans, nog niet echt.
.
Na ‘Vitesse-uit’ leek de titel voor het grijpen. Maar de ticketprijzen Rio-Amsterdam waren exorbitant. Té exorbitant voor deze geëmigreerde freelancer, bezig zijn bestaan op te bouwen in Brazilië en inmiddels niet alleen getrouwd maar ook vader van een joch van bijna twee. Met pijn in het hart moest ik besluiten niet te gaan.
.
We waren er klaar voor, afgelopen zondag. Excelsior – Feyenoord, live op de Braziliaanse tv. Mijn zoon Lorenzo, geboren op 19 juli, de oprichtingsdatum van Feyenoord (een téken, jubelde een van mijn beste vrienden destijds), heeft inmiddels de magie van de bal ontdekt. Hoewel hij voorlopig nog juichend ‘goaaaal’ roept bij ieder doelpunt dat er valt, van welke ploeg dan ook.
.
Maar dat dat roodwitte shirt waarin papa zo vaak rondspringt, met dat mooie goudkleurige ronde ding erop genaaid waaraan hij zo graag pulkt, en dat er precies zo uitziet als dat shirtje dat hij zelf heeft, iets bijzonders is, heeft hij al wel door. Maar waarom papa nu precies zo verdrietig werd zondag ontging hem totaal. Bij 2-0 voor Excelsior ging hij lekker slapen. Papa verbeet de pijn en de tranen. Een man mag best huilen, maar liefst niet in het bijzijn van zijn zoon.
.
Vanuit Nederland piepten wanhopige appjes binnen. ‘Ongelooflijk!’ ‘Wat een ellende!’ ‘Het gaat fout, zie je wel?’ Maar ook een klemmend beroep: ‘Joost, je moet komen. Het moet zo zijn. We krijgen nóg een kans. Je móét erbij zijn! Anders gaat het niet goed.’
.
‘Als de club roept, dan ga je’, zei Leo Beenhakker ooit toen hij trainer werd in de Kuip. ‘Als de club roept, dan ga je’, zei ik tegen een vriend die een paar jaar geleden bij Feyenoord kon gaan werken en mijn mening vroeg. Als de club roept, dan ga je. Ik ga. De club roept, mijn vrienden roepen en ik wil maar één ding: mijn Feyenoord steunen en de titel zien winnen. Met Roelf, met mijn Feyenoord-vrienden, met mijn ouders boven op hun wolk toekijkend.
.
Om het ticket nog énigszins betaalbaar te houden, heb ik een soort wereldreis voor de boeg. Donderdagavond vertrek ik. Van Rio naar Miami, dan naar Philadelphia, dan naar Amsterdam. Zaterdagochtend land ik op Schiphol, na bijna 32 uur. Via Houston was korter. Maar ja, ‘Houston we have a problem’ schoot er meteen door mijn hoofd. Slecht omen. Dan maar even doorbijten. Alles voor de club.
.
Bron: Ad.nl
You must be logged in to post a comment Login