Nieuws

GIO BLIKT TERUG: “Het had de grootste deceptie in de geschiedenis van de club kunnen worden, maar het werd een fantastisch en bevrijdend jaar”

on

Hij won veel dit jaar, maar verloor naaste familie. Een gesprek over rouw, religie, zijn Molukse roots, zijn biologische vader, Nelson Mandela en de landstitel. „Nee, ik ben geen geboren leider.”

De lentezon prikkelt het gemoed, Feyenoord-hitjes knallen door de boxen, een koor zingt You’ll Never Walk Alone. Het is maandag 22 mei, een week na de landstitel van Feyenoord. Voor het gemeentehuis in Krimpen aan den IJssel staan een paar duizend mensen. Aan de gevel van supermarkt Dirk van den Broek hangt een spandoek: ‘Dirk bedankt Giovanni! Landskampioen 2017’.

Het is de persoonlijke huldiging van Feyenoord-coach Giovanni van Bronckhorst (42), georganiseerd door de gemeente, net als in 2010 na de verloren WK-finale en zijn afscheid als voetballer. Krimpen is zijn thuis. Van Bronckhorst groeide er op en vestigde zich hier met zijn gezin na zijn buitenlandse jaren. „Ik ben niet iemand die graag op de voorgrond staat”, zegt hij, vanaf het podium. „Ik ben enorm trots dat ik hier vandaag sta en dit feestje samen met jullie kan vieren.”

Vijf maanden later, een dinsdag half oktober. Bij Feyenoord is het rustig, de club staat tweede, na een wisselvallige seizoensstart. Van Bronckhorst leunt achterover op een barkruk in een van de businesslounges in de Kuip. We hebben afgesproken voor een persoonlijk interview. Om een beter beeld te krijgen van de mens achter de trainer, in een jaar waarin hij veel won, maar naaste familie verloor.

Hij is protestants-christelijk opgevoed, zoals de meeste Nederlanders met een Molukse achtergrond. Hij zat op een christelijke basisschool in Krimpen en volgde catechisatielessen op een zondagsschool. Op zijn achttiende deed hij zijn geloofsbelijdenis, te midden van meer dan honderd familieleden. „Ik ben heel gelovig.”

( lees verder onder de foto’s)

In oktober 1996 vertrok u op uw 21ste uit het ouderlijk huis. Die dag heeft u met uw ouders gebeden, opdat de man daarboven goed op u zou letten. Heeft hij dat gedaan?

„Ja dat denk ik wel. Dat moment was voor mijn ouders heel emotioneel. Voor mij minder. Jij gaat het huis uit en spreidt je vleugels. Ik heb het gevoel dat er op mij wordt gelet en ik een soort van bescherming heb.”

Heeft u bewust de keuze gemaakt om het geloof niet actief te belijden?

„Ik ben wel actief, maar niet actief in de zin dat ik dagelijks bid of naar de kerk ga. Als ik het gevoel heb dat ik naar de kerk wil, doe ik het. Het zit bij mij niet in hoe je dat praktiseert, het zit er bij mij meer in hoe je gevoel is, hoe de lijn is naar het geloof dat je hebt, ongeacht of dat God is of Allah. Dat is het belangrijkste.”

Praat u hier weleens over met gelovige spelers bij Feyenoord?

„We houden er rekening mee. Zoals een moment stilte voor het eten. En als een speler die moslim is wil bidden, zorgen we dat hij een ruimte heeft.”

Thuis heeft u een Piring Natzar (Molukse offerschaal), wat heeft dat voor betekenis voor u?

„Voor de Molukkers is dat heel belangrijk, het is iets heiligs, iets symbolisch. Als je in gebed gaat, haal je dat erbij. Dat is belangrijk als bescherming voor de familie, voor het gezin, voor mij.”

Zijn opa en oma van moederskant komen van de Molukken. Zijn opa was militair bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en kwam begin jaren vijftig, na het einde van de onafhankelijkheidsoorlog en de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië, met 3.500 Molukse militairen per boot naar Nederland. Indonesië en Nederland wilden niet dat zij terugkeerden naar hun geboortegrond na het uitroepen van de Republiek der Zuid-Molukken (RMS), waarop de Nederlandse regering besloot ze hiernaartoe te halen. Inclusief familie ging het om 12.500 Molukkers.

Plan is dat hun verblijf tijdelijk is en dat ze op termijn terugkeren, maar dat gebeurt niet. De grootouders van Van Bronckhorst worden ondergebracht op kamp Schattenberg, op het terrein van voormalig concentratiekamp Westerbork. Daar is zijn moeder Fransien geboren. Later vestigt de familie zich in Krimpen. Zijn opa overlijdt in 1987, zijn oma leeft nog.

Heeft uw oma weleens verteld over die tijd in Westerbork?

„Nee, daar heeft ze het nooit over gehad. Mijn moeder kan zich herinneren dat ze naar Krimpen kwam, in een gezin van veertien kinderen, je kan je niet voorstellen hoe het dagelijks leven er daar uitzag. Met meerdere kinderen op een kamer, eten in shifts.”

U heeft nooit aan uw oma gevraagd: vertel eens hoe dat was?

Met zachte stem: „Nee. Ze hoeft dat ook niet uit te leggen, ik weet het wel. Ik denk dat zij dat ook zo voelt. Het is een gevoelig onderwerp.”

Ze overleefde onder een winterjas.

„Klopt, ze had het koud. Als je op Westerbork moet gaan wonen met je familie, is dat niet iets waar je goede herinneringen aan hebt. In dat opzicht is het een hele sombere periode geweest.”

In 1997 zei u in VI dat het ideaal van een eigen Molukse staat niet haalbaar meer is, maar dat de essentie van het ideaal wel bij u aanwezig is. Geldt dat nog altijd?

„Een eigen staat is niet realistisch, op dit moment. Veel mensen, niet alleen mijn grootouders, hebben veel moeten achterlaten voor een betere toekomst. Uiteindelijk heb ik die gekregen, net als mijn ouders en veel mensen hier. Maar we vergeten natuurlijk niet wat het gekost heeft. Dat vind ik veel belangrijker, dat je dat respecteert en waardeert.”

U heeft te maken met verschillende culturen en achtergronden – Moluks, Indonesisch, Nederlands. Is dat complex, de loyaliteit die van u verwacht wordt, aan verschillende stromingen, opvattingen?

„Dat is soms wel lastig ja. Maar uiteindelijk is het ook wie ik ben. Ik heb een Molukse en een Nederlandse achtergrond, ik hoef ook niet te kiezen vind ik. Kan ook niet. Dat voelt ook goed zo.”

We leggen hem een foto voor van AD-fotograaf Pim Ras, gemaakt na de winnende goal van Karim El Ahmadi bij ADO Den Haag op een zondag half februari dit jaar. Van Bronckhorst balt twee vuisten en heeft zijn mond en ogen wijd open. Het is een bijzonder beeld voor hem, daags na de zege vraagt hij het AD om de foto.

De vrijdag voor dat duel overleed zijn oma aan vaderskant. Ze was een van zijn grootste fans, knipte artikelen van hem uit. Op de dag van de wedstrijd kreeg hij telefoon dat zijn tante – de zus van zijn moeder met wie hij een goede band heeft – op sterven lag. Na het duel gaat hij samen met zijn vrouw Marieke naar een hospice in Ermelo, waar zijn tante ligt. „Daar waren we letterlijk haar laatste minuten voordat ze doodging bij haar.”

U zit in een titelstrijd en in een weekend verliest u twee familieleden.

„Het was de zwaarste week in mijn carrière als trainer. Fysiek en emotioneel. Het ging in één ruk door. Na ADO had ik op dinsdag de condoleance voor mijn oma en woensdag de crematie. Vrijdag was de kerkdienst voor mijn tante en zaterdagochtend de begrafenis. En ’s middags was de voorbereiding op PSV en zondag de wedstrijd [2-1 zege]. Het emotionele moet je uitschakelen. Je moet het team voorbereiden. Dat maakt het moeilijk.”

Heeft u waardig afscheid kunnen nemen?

Zijn stem wordt zwaarder, rustiger. „Van mijn oma niet. Zij was al een tijdje ziek. Ik kwam bij haar en toen was ze al overleden. Maar van mijn tante wel. Dat is ook de enige keer dat ik iemand dood heb zien gaan. Dat is best heftig. Maar ik vond het mooi om daar bij te zijn. Ook voor mijn tante. Ze had een hele mooie dood. Ik had zoiets van: als je zo heen mag gaan, met mensen om je heen die je lief hebt.” Hij maakt zijn zin niet af en slikt. „Na dat moment ben ik ook niet meer bang voor de dood. Nee. Ze was ook heel helder. Ze zei onze namen nog.”

Familie staat bij hem op de eerste plaats. Hij betrekt ze nadrukkelijk bij zijn successen. Tijdens de huldiging in Krimpen in mei staan vier generaties op een rij – van zijn oma tot zijn twee zonen.

Zijn moeder was zeventien toen ze van hem beviel. Zijn biologische vader, die een Nederlandse achtergrond heeft, koos ervoor zijn moeder te verlaten. De eerste vijf jaar was zijn moeder alleenstaand, tot ze een relatie kreeg met Victor van Bronckhorst, zoon van een Molukse moeder en een Indische vader. De Feyenoord-coach beschouwt hem als zijn vader. Zijn ouders kregen een dochter, Elvira.

Voor uw moeder moet het destijds zwaar zijn geweest.

„De keuze die zij heeft moeten maken, pff, op die leeftijd. Daar ben ik haar echt dankbaar voor. Daar begon het, de keuze om mij te houden. Was niet makkelijk, zeker niet in die tijd. Ze heeft altijd voor mij gevochten. Ik denk dat daar ook het doorzettingsvermogen vandaan komt. En ze heeft heel veel steun gehad van familie, van haar broers en zussen. De eerste jaren heb ik bij mijn opa en oma in huis gewoond met mijn moeder.”

Uw opa nam de vaderrol over?

„Ja. Daarom was mijn band met mijn opa zo sterk. Daarom ben ik met mijn trouwerij [in 2000] naar het graf van mijn opa gegaan, om kracht te vragen, omdat hij belangrijk is geweest, en nog steeds is. Uiteindelijk is het allemaal goed gekomen, de keuze van mijn moeder. Ik krijg zoveel liefde, nog steeds.”

Is het een overweging geweest dat ze u niet zou houden?

„Ze was ongewenst zwanger, dan kan ik mij voorstellen dat er heel veel door je hoofd gaat. Je moet de keuze maken, zoals zoveel vrouwen dat moeten doen. Dat is niet makkelijk, omdat je zelf ook nog kind bent.”

Wanneer heeft u hier voor het eerst met haar over gesproken?

„Ik wist het natuurlijk wel. Je hebt geen vader. Je voelt wel dat het niet iets normaals geweest is, niet zoals de meeste kinderen met ouders. Je gaat er later over nadenken en dan ga je pas beseffen hoe moeilijk het was voor mijn moeder. Daar ga je dan over praten. Dat zijn best wel emotionele momenten. Zeker als je zelf vader wordt, dan voel je de gevoelens ook.”

Op uw 26ste, toen u vader werd, ontstond bij u de gedachte uw biologische vader een keer te ontmoeten.

„Ja. Je voelt wat je voelt bij je eigen kind. En mijn biologische vader heeft dat gevoel ook gehad. Alleen kon hij er niks mee. Ik heb contact met hem gehad. Maar ik zie hem ook echt als mijn biologische vader. En mijn vader is gewoon mijn vader, zo voel ik het. Ik vond het wel belangrijk om mijn biologische vader te kennen. Ik moet zeggen dat dat wel goed is geweest, voor mijn moeder, voor mezelf en misschien ook voor mijn biologische vader.”

Hoe was de ontmoeting?

„We hebben niet heel lang gepraat. Ik heb hem gezegd dat het ook heel moeilijk was: voor mijn moeder, voor hem, dat ze jong waren, dat het gelopen is zoals het gelopen is. En dat ik wel blij was om hem een keer te zien en met hem te praten. Zo voelde hij dat ook. Er zit niet heel veel lading meer op. Dat was wel altijd zo. Je voelde het als het over mijn biologische vader ging, of als hij in de buurt was. Ik kan me herinneren dat we op een feest waren waar hij ook was, daar zag ik de spanning bij mijn moeder opkomen. Ik zag haar veranderen qua gedrag. Mijn gesprek met hem heeft haar geholpen, in haar gemoed.”

Heeft u het hem kunnen vergeven?

„Ja. Al heb ik natuurlijk wel gezien dat het veel pijn heeft gedaan bij mijn moeder.”

Van Bronckhorst prijst zijn ouders voor zijn opvoeding. „In de basis was het streng, en misschien was het extra [streng] omdat ik op weg was profvoetballer te worden.” Hij accepteerde ouderlijk gezag, was niet rebels, en zat in een strak ritme van school, trainingen, huiswerk, wedstrijden. Pas op latere leeftijd had hij interesse in stappen en meisjes. Hij leerde makkelijk, was vwo-getoetst, maar deed havo vanwege het drukke schema met voetbal – vanaf zijn zevende zat hij in de Feyenoord-jeugd.

Zijn ouders gingen vaak mee naar trainingen en wedstrijden, stimuleerden hem. In de jeugd kreeg hij een gulden per doelpunt van zijn vader. Na afloop sprak hij urenlang situaties met hem door – zoals ze nu ook nog zaken bespreken sinds hij coach is. „Mijn vader was best kritisch. Hij zei wat ik beter moest doen, of soms wat brutaler moest zijn.” Als het tegenzat hield zijn vader hem voor geduldig te blijven, vertrouwen te houden.

Ze woonden in Krimpen in een van de zogeheten ‘witte flatjes’, die in 2013 werden gesloopt. Van Bronckhorst: „Ik heb een foto gemaakt toen ze het gingen afbreken, vanachter de hekken. Het is belangrijk te weten waar je vandaan komt, we hadden het niet breed.”

Als het erop aankomt vindt hij het belangrijker een goede vader te zijn dan een goede trainer. „Geen discussie. En ook geen discussie: familie of voetbal als er iets is met de familie van iemand in mijn staf of spelersgroep. En dat weten ze.”

Wat is het belangrijkste dat u uw kinderen wilt meegeven?

„Dezelfde dingen die ik heb meegekregen in mijn opvoeding. Normen en waarden, respect voor ouderen, mensen behandelen zoals je zelf behandeld wil worden, klaarstaan voor mensen, hulp kunnen bieden in wat dan ook.”

Twee maanden later, een vrijdag begin december. Feyenoord heeft een slechte periode achter de rug en staat zevende, titelprolongatie is uit zicht geraakt. Het verlies van vier basiskrachten, het inpassen van nieuwe spelers, blessures, spelers uit vorm, het volle en onregelmatige programma, de klappen in de Champions League die mentaal doorwerken: alles bij elkaar zorgt het voor een forse terugval. Zes dagen eerder leek Van Bronckhorst vermoeid, na een zege bij FC Groningen.

Was u moe?

Hij zucht, met een lach. „Het heeft een aardige impact. Manchester City uit, terugreis, dan tweeënhalf uur in de bus naar Groningen, het is gewoon heel zwaar fysiek. Mentaal krijg je vaak niet die energie omdat je niet wint. Dat is ook heel bepalend voor het gevoel.”

Zegt uw vrouw in deze mindere periode weleens: Giovanni, je bent wel thuis, maar eigenlijk ben je er niet?

„Nee. In mijn eerste jaar was dat wel meer. Dat gaat nu een stuk beter. Je neemt dat gevoel wel mee naar huis. Je kan niet hier in een slechte periode zitten en naar huis rijden en de knop omzetten. Je bent twenty-four-seven coach, je kan het niet loslaten. Ik vind dat ook helemaal niet erg. Soms wel voor mijn omgeving.”

U bent constant aan het puzzelen?

„Ja. Je bent met zoveel mensen bezig. Er spelen veel dingen op privégebied, dat neem je soms ook mee, dat wil je ook managen. Dat zei Louis [van Gaal] wel goed, de privésfeer van spelers is ook bepalend voor de prestaties. Het totale mens-principe, daar ben ik het volledig mee eens. Daar stop ik ook heel veel energie in.”

Zoals relatieproblemen van spelers?

„Kan. Alles. Zelfde problemen die jij hebt. Of ik. Het zijn ook gewoon mensen, met alles wat daarbij komt. Problemen waar je ze mee wil helpen, maar niet altijd kan. Dat is wat deze baan wel pittig maakt.”

U bent een verzamelaar van sportbiografieën, welke is de laatste die u van een trainer las?

„Die van Ferguson [oud-coach Manchester United]. Heel herkenbaar was dat hij in het begin van zijn trainerscarrière veel moeite had met zijn timemanagement. Dat had ik ook. Wanneer moet ik nou wat doen? Wat is belangrijker? Alles zelf willen doen. Op een gegeven moment leer je daar wel goed mee omgaan.”

Als Van Bronckhorst medio 2015 begint als Feyenoord-coach is er twijfel, door zijn gebrek aan ervaring. In zijn eerste seizoen zit hij dicht tegen ontslag aan, na zeven nederlagen op rij. Maar de directie houdt aan hem vast en zet Dick Advocaat als tijdelijk adviseur naast hem. Dat seizoen wordt gered met de winst van de KNVB-beker. Dit jaar gevolgd door de landstitel en de Johan Cruijff Schaal, waarmee Van Bronckhorst de meest succesvolle Feyenoord-coach van deze eeuw is, gerekend naar het aantal prijzen.

Uw vader vertelde dat u geen geboren leider bent.

„Nee, ik ben geen geboren leider.”

U bent het geworden?

„Ik was meer een leider in mijn daden, op het veld. Uiteindelijk kan dat niet als trainer, het moet ook in woord. Daar heb ik mij in ontwikkeld. Je moet uit je comfortzone. In de jaren voor ik hoofdtrainer werd heb ik dat gedaan door trainingen te geven, voor groepen te staan, presentaties te geven.”

U heeft veel goede leermeesters gehad.

„Ik had bijna alleen maar toptrainers. Ik heb daar heel veel van geleerd. Zoals met Rijkaard of Hiddink, trainers die altijd de rust bewaren. Dat zit ook in mijn karakter, het rustige. Dat helpt mij als trainer. Dingen kunnen relativeren, een plek kunnen geven en concentreren op de kern.”

Wat is de moeilijkste beslissing die u als coach heeft moeten nemen?

Lange stilte. „De keuzes tussen spelers.”

U doelt op Dirk Kuijt, die u op de bank zette?

„Ongeacht wie het is. Het moeilijke is om de persoonlijke band die je met spelers hebt, opzij te schuiven. In het belang van het team, in het belang van de club. Maar uiteindelijk, weet je, zijn we allemaal winnaars. Daar gaat het om, dat je aan het eind allemaal op dat podium staat.”

Is jullie band er minder door geworden?

„Nee, dat denk ik niet. Niet vanuit mijn kant. Wij zijn lang collega’s geweest bij Feyenoord, bij het Nederlands elftal. We hebben nooit een privéband gehad, wel professioneel.”

Van Bronckhorst heeft zijn blik regelmatig gericht op de lege Kuip, die deze middag blinkt in de winterzon. „Het is rustig hè”, zegt hij. „Mooi hè. Maar voller is ’ie leuker.”

Eerder op de dag had hij zijn persconferentie in aanloop naar het duel tegen Vitesse. De kritiek op zijn media-optredens: hij praat wel, maar zegt niet veel.

Hij kent de dynamiek rond Feyenoord, klein nieuws kan snel groot worden. Dat verklaart mede zijn terughoudendheid. Van Bronckhorst: „Dat heb ik wel geleerd, dat ik af en toe gewoon”, hij pauzeert, „niks moet zeggen.” Bijvoorbeeld als er iets is met een speler. „Ik moet alles de revue laten passeren en dan zeg ik wel iets.”

In Nieuwe Revu zei hij in 1996 dat hij erg gesloten was. Geldt dat nog? „Nee. Ik ben heel behoedzaam in interviews en persconferenties, om dingen te beschermen.”

U schoof nog nooit aan bij talkshows als Studio Voetbal en De Tafel van Kees.

„Daar heb ik geen behoefte aan.” Hij knipt met zijn vinger. „Het seizoen gaat zo snel. Vorig seizoen lijkt net of het eergisteren was. Zes keer per week ben je op tv. Ze kunnen alles vragen wat ze willen, op de persconferentie. Dan kies ik liever twee of drie dingen in een seizoen uit waarvan ik denk: dat wil ik wel een keer doen, maar meer ook niet. Want als je naar de een gaat, moet je ook naar de ander.”

U bouwt een muur om zich heen?

„Dat moet wel. Ik heb mijn tijd en energie nodig voor heel veel andere dingen.”

Hoe vindt u het om dagelijks in de publiciteit te staan?

„Het is leuk over voetbal praten, tot ze over jou gaan praten. Dat is hetzelfde met roddelbladen, iedereen leest ze, totdat je er zelf in staat, dan vind je het niet leuk meer. Dat zeg ik ook vaak tegen mensen, dan zeggen ze: dat hoort erbij. Dat klopt. Maar hoe zou jij het vinden als veel mensen het over jouw functioneren hebben op je werk, elke dag. Er zijn drie, vier praatprogramma’s en vijf, zes kranten die over jou schrijven dat jij iets niet goed doet. Sommige mensen hebben daar geen benul van hoe dat voelt. Het hoort erbij, je bent verantwoordelijk voor de club, voor de prestaties. Dat vind ik ook geen probleem.

Het is alleen: hoe ga je ermee om.”

Dan plots, tussen de vragen door, houdt Van Bronckhorst een kernachtig betoog, over zijn filosofie van trainen en opleiden. Hij betrekt zijn foundation S.V. Gio erbij, die voorziet in een naschools sport- en onderwijstraject voor kinderen met een leerachterstand. Vijf jaar geleden richtte hij deze op met zijn vrouw, 1.800 kinderen volgden het programma.

Van Bronckhorst: „Als trainer moet je heel veel dingen kunnen en doen. Het enige dat je nooit moet doen is spelers afbreken, negatief zijn. Het mooie is dat je hen kan helpen, je kan ze laten ontwikkelen, laten groeien, je kan ze een toekomstbeeld geven.” Hij houdt even in. „Je kan ze eigenlijk maken. Waar willen we naartoe? Ik weet nog goed, tweeënhalf jaar geleden, toen zei ik: we kunnen zoveel moois aan deze club geven, kijk hoe lang het geleden is dat Feyenoord kampioen werd, dat kunnen jullie bereiken, we kunnen geschiedenis schrijven, we kunnen prijzen winnen. Daar met zijn allen naartoe werken. Hetzelfde doe ik eigenlijk met de S.V. Gio.

(Lees verder onder de foto’s)

Die kinderen geef je ook een toekomstbeeld: wat wil je worden? Waar ligt je passie? Hoe word ik politieman of brandweerman? Waar wil je staan over vijftien jaar? Dat vind ik het mooie van wat ik nu doe: mensen helpen. Ik ben heel sociaal ingesteld.”

U gebruikt de tekst uit Invictus waar Nelson Mandela zich door liet inspireren voor uw foundation: I am the master of my fate, I am the captain of my soul.

„Ja. Ze krijgen ook les met mijn ervaringen van het WK in 2010, en een stukje geschiedenis over Zuid-Afrika, over Mandela. Dat je zelf kapitein bent op je schip, dat je je eigen koers moet varen.”

Op het WK voetbal van 2010 maakte Van Bronckhorst een fraai doelpunt in de halve finale tegen Uruguay:

U ontmoette Mandela in uw tijd bij Barcelona, wat herinnert u zich daarvan?

„We waren op hem aan het wachten bij hem thuis en zijn rechterhand zat op zijn stoel, met ons te praten. Mandela kwam binnen, toen verontschuldigde die man zich: sorry Madiba. Toen zei Mandela: ‘blijf jij maar lekker zitten, ik ga op de grond zitten’. Hij begon te lachen. Heel nederig. Hij deed me aan mijn opa denken, die was ook zo grappig. En qua postuur, mijn opa was ook een grote, sterke man.”

Terug naar het voetbal, de dramatische kampioenswedstrijd bij Excelsior (3-0 nederlaag) en de titel een week later na de zege op Heracles. Van Bronckhorst was „vrij rustig” in die tussenliggende week, vertelt hij. Hij bezocht nog een concert van zanger Bruno Mars in Ziggo Dome. „Om er even uit te zijn. Was trouwens een van de beste concerten die ik gezien heb. Dat gaf energie.”

Wat ging mis in aanloop naar Excelsior?

„Ik had al een aantal weken in mijn hoofd: als wij kampioen kunnen worden, moeten we weg. Misschien een paar dagen naar het buitenland, een mini-stage. Maar dat was te kort dag om te regelen. Iedereen was na de zege bij Vitesse [twee weken voor het duel met Excelsior] al in kampioenssfeer. Ik weet nog dat we zaterdag bij de Kuip vertrokken naar het hotel en er een busje stond van de bloemist die alle bloemen al naar binnen bracht. Ik zei tegen Jean-Paul [Van Gastel, assistent]: kijk nou, ze zijn de bloemen voor morgen al aan het uitladen. Kom dan later, spelers zien dat ook. Het is geen verwijt, het was voor de organisatie ook nieuw. We waren in achttien jaar geen kampioen geworden, voor iedereen was het eigenlijk het eerste kampioenschap. We deden er een kwartier over om van de stoplichten naar het stadion van Excelsior te komen. Dat wilde ik niet meer.”

Wat was de aanpak richting Heracles?

„We probeerden alles weg te houden bij de groep. We zijn heel vroeg vertrokken bij het hotel, al om elf uur, we speelden om half drie. De sfeer is ons helemaal ontgaan. We kwamen hier bij het stadion aan en er was bijna niemand. We konden hier gewoon onze voorbereiding doen, activatie, sportmaaltijd. Dat was perfect.”

Het wordt een extatische middag met de hattrick van Kuijt en de titel. Na afloop staat Van Bronckhorst met tranen voor de camera. Een voorzichtige grijns verschijnt nu. „Het had de grootste deceptie in de geschiedenis van de club kunnen worden, maar het werd een fantastisch en bevrijdend jaar. Dat is het verschil.”

Bron: NRC.nl

Aanbevolen voor jou

You must be logged in to post a comment Login